dierpsychologie
De grote filosoof Descartes was ervan overtuigd dat dieren in tegenstelling tot mensen geen ziel hebben. In zijn tijd, in de 17e eeuw, dachten de meeste mensen er zo over. De ziel wordt in het christendom betrokken op ons denken, onze gevoelens en onze wil. De geest verbindt ons met God. Eigenlijk is dat net andersom als in het hindoeïsme en het boeddhisme. Welnu, volgens Descartes en zijn wetenschappelijke tijdgenoten hebben dieren geen ziel en dus ook geen denkvermogen of gevoel. Zij zijn een soort complexe machines met reflexen en instincten die enkel nodig zijn om te overleven. Je kunt ze gewoon zonder verdoving ontleden. Als ze dan brullen, schreeuwen of gillen van de pijn betekent dat niet dat ze ook echt iets voelen. In die tijd vonden de afgrijselijkste vormen van vivisectie plaats, ook door Descartes.
Paradigma’s, wetenschappelijke stellingnames, kunnen afschuwelijk uitwerken.
In deze tijd weten we dat dieren net als wij kunnen voelen en pijn kunnen hebben. Dat is het resultaat van vele uitgekiende experimenten. Meten is weten en ook gedrag laat zich meten. Het geestelijk onderzoek bij de mens wordt psychologie genoemd: zielkunde. Ondanks deze benaming is het een zielloze wetenschap geworden die zich volledig heeft onderworpen aan materialistische onderzoeksmethodes: het gedrag moet meetbaar zijn, de psyche vindt haar oorzaak in de neurologie. Vanuit een spirituele werkelijkheid is het echter net andersom. De neurologie en het menselijk gedrag zijn het gevolg van fijnstoffelijke, psychische processen.
Een fysiek, astraal/subtiel en causaal lichaam
De gruwelijkheden uit de 17e eeuw zijn geschiedenis. Maar de gevoelloosheid van de huidige onderzoekers is niet veranderd. Evenzeer overtuigd van hun eigen gelijk veroordelen en honen ze alles wat ook maar enigszins naar vergeestelijking of het paranormale riekt. Tegenwoordig wordt de ziel als bron van het leven volledig ontkend. Niet alleen dieren missen een ziel, maar mensen missen die volgens hen ook.
Om er in de biologie vanaf te zijn heeft de term dierpsychologie plaatsgemaakt voor het woord ethologie: gedragsleer. Dat was een onnodige aanpassing. Empirische waarnemingen die via spirituele technieken worden opgedaan leveren veel kennis op inzake de bouw van de menselijke geest. En ook van de dierlijke geest. Beide worden gedreven door de ziel. Het gedrag van een dier is dus wel degelijk psychologisch. Dus vraag is nu, kunnen we invoelen hoe een dier zijn werkelijkheid beleeft?
In de spiritualiteit gaat men ervan uit dat elk individu - plant, dier of mens - bezield is. Die ziel staat in contact met het fysieke lichaam door middel van de omhulsels van de aura. Vaak spreekt men ook over het fysieke, het astrale en het causale lichaam.
Het ‘grofstoffelijk omhulsel’ wordt genoemd: het fysieke lichaam.
Het vitale, mentale en intellectomhulsel worden samen genoemd: het astrale lichaam (het ‘sterrenlichaam’). Maar om de sterren erbuiten te laten wordt ook vaak gezegd: het subtiele lichaam.
Het gelukzaligheidsomhulsel vormt het causale lichaam want hierin straalt het licht van de ziel het helderst door en hier ligt de oorzaak van ons bestaan.
Deze drie worden in onze geest ervaren als:
- Het waakbewustzijn dat hoort bij het fysieke lichaam.
- Het droombewustzijn dat hoort bij het subtiele lichaam.
- Het bewustzijn van de droomloze, diepe slaap dat hoort bij het causale lichaam.
Deze drie lichamen en hun omhulsels zijn op zichzelf onwerkzaam. Er is geen leven in als ze niet zouden worden bezield door het levengevende prana. Deze prana stroomt vanuit de ziel door alle omhulsels en dus door de drie lichamen en brengen deze in actie, zodat alle levensprocessen er kunnen verlopen.
Dierpsychologie heeft te maken met drie omhulsels: het fysieke lichaam, het vitale omhulsel en het mentale omhulsel. Dat zijn dus twee lichamen: het fysieke en het subtiele lichaam. Bij dieren ontbreekt het intellectomhulsel nog in het subtiele lichaam.
De droomwereld is de wereld waarin dieren leven.
Binnen het gehele dierenrijk tekent zich een evolutie van lichamen af en deze verloopt parallel aan de evolutie van het mentale omhulsel. Zoals in het fysieke lichaam te zien is dat de zintuigen, het zenuwstelsel en het spierstelsel zich steeds verder ontwikkelen, verfijnt zich ‘innerlijk’ het mentale omhulsel van het subtiele lichaam. Een regenworm heeft een heel wat eenvoudiger fysiek lichaam dan een kat. Dat geldt dan ook voor het subtiele lichaam, met functies voor waarneming en handeling. In de subtiele zintuigen vindt de bewustwording vindt. Een kat beleeft en overleeft in een veel rijkere omgeving dan een regenworm. Dat vindt allemaal en bij elk dier plaats rondom het ego. We hebben het hier over het mentale denkgebied dat instinctief en emotioneel is vanuit het ego en haar overlevingsdrang. Uiteraard zijn deze psychische functies bij een regenworm veel simpeler dan bij een kat. Maar in principe geldt voor elk dier: woede, pijn, honger, angst, begeerte, lustgevoelens en dergelijke horen allemaal bij de zijn psychologie.
De mens is een hele stap verder in de evolutie vanwege het bezit van een individueel intellectomhulsel. Spiritueel gezien is dat geconcentreerd rondom de buddhi, het intellect. Omdat wij als mensen bewust werken met ons verstand hoort dit omhulsel bij ons ook bij het subtiele lichaam. Wat zou er gebeuren als dit gebied opeens zou verdwijnen? Wel, dan zouden we weer dieren zijn. We zouden emoties tonen, ons denken zou redeloos en instinctief zijn en we zouden zuiver vanuit ons ego handelen. Het lijkt op de wereld die we betreden in onze dromen. Daarin gebeuren allerlei zaken waar we weinig vat op hebben en waar we omzichtig en angstig mee omgaan. We kijken ernaar en handelen dan vaak irrationeel, op gevoel. Die droomwereld is de wereld waarin dieren leven. Zij zien in de wereld geen enkele logica. Huisdieren die dus met mensen te maken hebben lopen eigenlijk altijd achter de feiten aan. Wij als mensen bouwen aan een leven vol logische doelstellingen. Zonder probleem veranderen we onze dagelijkse routines. Misschien dat de een dat beter kan dan de ander, maar voor dieren is dat alles volstrekt onbegrijpelijk. Hun dagelijkse gedragspatronen liggen spijkerhard vast want ze hebben ervaren dat die hun goed van pas komen om aan voedsel te komen of veilig te zijn. Ze weten niets van oorzaak en gevolg, en verkijken zich vaak op processen in ruimte en tijd. Ga maar eens met de hond aan de lijn wandelen in een bos. Om de haverklap loopt hij aan de verkeerde kant langs een boom.
Dierpsychologie erkent de gevoelens van het dier. Ze ziet in dat dieren kunnen denken, zij het slechts heel primair, instinctief en niet rationeel. Zij erkent het bestaan van een ziel waardoor er een inherente en sterke drang is om te overleven. Die ziel zorgt voor een bewustzijn, die overigens zelfs al bij planten aanwezig is.
Als we dromen leven we een dierlijk leven, maar soms zijn er heldere momenten waarin we spreken van lucide dromen. We zijn ons dan bewust van ons handelen in de droom. We kunnen nu onze dromen sturen. Dat kan lijken op het gedrag van dieren die zo ver geëvolueerd zijn dat ze beschikken over een zelfbewustzijn. Bij diverse mensapen, hoefdieren, zeezoogdieren, enkele vogels en zelfs sommige ongewervelde dieren is zo’n zelfbewustzijn aangetoond. Zij hebben door hun hoge staat van evolutie als het ware een stap gezet in het mensenrijk.
Vergelijk dit met die mensen die bewust toegang hebben gekregen tot hun gelukzaligheidsomhulsel of het causale lichaam. Dat zijn de zeldzame heiligen in onze samenleving. Dieren met zelfbewustzijn zijn de heiligen van het dierenrijk omdat ze de grens zijn overschreden die tekenend is voor hun natuurrijk. De grenzen van het mentale zijn gepasseerd tot in het intellect.
Wellicht worden ze na hun dood herboren in een menselijk lichaam.