ik denk, dus ik ben

Wie zijn wij? Wie ben ik? Dit is zo ongeveer de kernvraag van de filosofie.

Descartes zei: Cogito erg sum: ik denk, dus ik ben. Hij richtte zich daarmee op het denkproces. Want van niets kun je zeker zijn, behalve van het feit dat je kunt denken. Je kunt zelfs niet zeker zijn van je zintuigen, hun informatie is bedrieglijk. In India kennen ze het voorbeeld van de slang. Iemand schrikt van een slang die op de weg ligt, maar die bij nader inzien gewoon een stok blijkt te zijn. De zintuiglijke waarheid wordt vertekend door angst en fantasie.

Onze waarheid berust op uiterlijke waarnemingen die gekleurd zijn door afkeer of aantrekking, door het vreemde of het vertrouwde, door wat je wilt zien of door wat je gewoonweg niet wilt weten. We kijken allemaal door zo’n gekleurde bril, we zijn allemaal in zekere mate behept met oogkleppen, met tunnelvisie. Dat is waarom de echte materialisten niets willen weten van bezieling, ze worden al onpasselijk van het idee. Daardoor is de wetenschap, de waarheid van het moderne Westen, eveneens twijfelachtig. Is alles zoals het lijkt? Is er alleen maar materie of is er meer? Het enige waar we dus zeker van kunnen zijn is dat we kunnen denken, aldus Descartes.

Ik vermoed echter dat de insteek van Descartes en zijn navolgers nogal elitair is. Want wat een intellectueel als Descartes bedoelde gaat over het echte denken, het redenerende denken. Maar dit soort diepzinnige gedachten is voor een minder ontwikkelde persoon moeilijk te realiseren. Heel veel mensen kunnen niet echt denken. Hun denken is afgeleid door allerlei vooroordelen, emoties, verlangens en gevoelens en dát is waar zij zich mee identificeren. Als hun gedachten dan zo afgeleid zijn, bestaan ze dan nog wel? Ik zal dat nader uitleggen.

Vijf elementaire mensentypen

Ik heb de mensheid onderverdeeld in vijf categorieën, op grond van hun evolutionaire status, gekenmerkt door een elementair bewustzijnsniveau. Zo richt een watermens zich vooral op zijn gevoel. Als er verkiezingen zijn stemmen ze op de persoon die dat gevoel kan aanspreken: ‘nou hij dúrft toch maar’ of ‘die loopt er lekker gek bij’ of ‘ach, hij moest huilen – daar stem ik op!’ Politici en vooral de populisten weten hen goed te bespelen. Watermensen zullen dan ook niet zeggen, ik denk dus ik ben, maar: ik voel, dus ik ben. Daar zijn ze ook trots op. En iedereen die niet me ze meevoelt vertrouwen ze niet.

Een vuurmens werkt vanuit alle emoties rond zijn ego. Trots, ijdel, principieel en strijdvaardig wil hij zien dat een kamerlid kwaad, recht-voor-zijn-raap en aanvallend is. Het is wat de democratie beschadigt maar vuurmensen én aardemensen juist aantrekt.

Intellectuelen (luchtmensen) tonen hun emoties niet zo omdat ze die meer onder controle hebben, maar vuurmensen verwarren dat met arrogantie. ‘Je kunt niet zien wat hij denkt, was saai, wat een aanstellerij!’. Vuurmensen zullen zeggen: ik strijd om mijn principes, dus ik ben. En daar zijn ze trots op.

‘Ik denk dus ik ben’ is een statement voor intellectuelen, de luchtmensen. Zij zijn verder in hun evolutie gevorderd. Zij hebben hun zelfbewustzijn gericht op het intellectomhulsel en hebben hun lagere omhulsels, fysiek, vitaal en mentaal, gerealiseerd.

Zijn we nu intelligente dieren of mislukte heiligen?

Besta je omdat je kunt denken? Dat geldt zeker niet voor iedereen. Hoe staan we ervoor in de evolutie? Biologen halen ons omlaag, zij vinden dat mensen dieren zijn. Spirituele guru’s maken ons tot halfgoden en houden ons onhaalbare eisen voor. ‘Ontwikkel de kwaliteit van grenzeloze, onbaatzuchtige liefde. Pas dan begin je echte spirituele wijsheid te begrijpen’ (Sathya Sai Baba). Jezus zei: ‘Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren.’ (Mat.5:38-39). Ik kan het er volmondig mee eens zijn, maar ik ken niemand die dat kan waarmaken! Zijn we nu intelligente dieren of mislukte heiligen? Dieren denken niet, zijn ze dan ook niet? Als we in diepe meditatie komen stopt het denken, zijn we dan nog wel? In beide gevallen: natuurlijk zijn we dan nog.

Het ‘ik’ is een constante factor in iedereen, zelfs bij dieren

‘Ik denk dus ‘ik’ ben: terwijl de kwaliteit van het denken nogal wisselt geldt dat een stuk minder voor het ‘ik’, het zelfbewustzijn. Allemaal voelen we ons het centrum van de wereld, kijken we vanuit ons geestelijke wezen via de ogen de buitenwereld in. Het ‘ik’ is een constante factor in iedereen, zelfs bij dieren. En het is bovendien van een hogere orde dan het denken. Daarom bewijst het ‘ik’ beter dat je bestaat dan het feit dat je kunt denken.

Het ego wordt in de yoga geplaatst in het buitenste, het ijlste omhulsel, het gelukzaligheidsomhulsel. Daar wordt het ‘ik’ aangeduid met de Sanskrietterm ahamkara. Het is het handelende deel van ons meest fijnstoffelijke wezen. Het bevindt zich dicht tegen de onstoffelijke, individuele ziel aan. Vandaar dat we spreken over het zelfbewustzijn. Maar zoals alles wat van de Bron komt, schoonheid, waarheid, liefde, enzovoort, wordt ook het ego besmet door het karma dat in het buitenste omhulsel zit.

Karma is heel persoonlijk en heeft alles te maken met je verleden. Alles wat je in dit leven en in vorige levens uit egoïsme hebt gedaan wordt tot karma dat je geest verduistert. Dus je gevoel voor schoonheid, je liefde voor anderen en ook je ego is gekleurd of wordt verstoord door dat karma. Die ruis is zelfs zo sterk dat je de aanwezigheid van de ziel niet meer kunt merken. Ook het denken, waar Descartes zo hoog over opgeeft, is niet vrij van deze ruis.

De lijn met de Bron is dood

Hierdoor zit je ego eenzaam en alleen in je lichaam met een opdracht om er iets moois en liefdevols van te maken, zonder contact met de Bron. Die lijn is dood. Het ego gaat dan op zoek naar een invulling voor zijn bestaan en richt zich daarbij op de fysieke zintuigen. Van alles wat je ziet, hoort, enzovoort, wordt je je bewust in het mentale omhulsel. Dat is dan de plek waar het ego zich op richt en daar worden de beslissingen genomen die tot handelingen leiden. Zo doen dieren het ook, maar het echte denken bij mensen gebeurt in samenwerking met het hogere intellectomhulsel.

Voor de grote meerderheid van de mensen is de situatie nu als volgt. Het verheven ego (het causale ahamkara) wordt mentaal, want we richten ons op de buitenwereld. Die wereld is vol verleidingen, opgelegde oordelen en begeertes. Hoewel het echte ego, het zelfbewustzijn op een veel hoger niveau zit en direct bezield wordt, verkeert het nu in de illusie dat er alleen een uiterlijke wereld bestaat. Het zelfbewustzijn heeft zich vereenzelvigd met het mentale omhulsel en via deze met de uiterlijke wereld.

Vuurmensen, maar ook water- en aardemensen hebben best wel een intelligentie en kennen ook soms geluk, maar hebben daar nog geen zelfbewuste controle over. Zij zijn niet in staat om zich langdurig en geconcentreerd op hun intellectomhulsel te richten. Zij zijn in wezen nog vrij dierlijk ingesteld, egocentrisch en emotioneel.

Niet het denken, maar het ‘ik’ is het hoogste

Daarom zeg ik dat Descartes, en al die intellectuelen die hem volgen en in de wetenschap werkzaam zijn, in zekere zin elitair zijn. Veel mensen denken niet rationeel, maar bestaan natuurlijk wel. En dieren en planten hebben weinig of helemaal geen geestelijk leven en bestaan toch ook. Personen die zelfrealisatie hebben bereikt hebben het denken daarentegen overstegen omdat zij intuïtief en vanuit de ziel geïnspireerd leven. Zij redeneren niet meer, maar bestaan natuurlijk ook wel. Zij zeggen niet ‘ik denk dus ik ben’, maar kortweg: ‘ik ben’.

Descartes meent dat het denken het allerhoogste is waar je zeker van bent en dat het feit dat je denkt, twijfelt, redeneert enzovoort, bewijst dat je bestaat. Maar het is anders. Niet het denken, maar het ‘ik’ is het hoogste. Het ‘ik’ is de getuige van het denken en staat erboven. ‘Ik’ komt voort uit zelfbewustzijn, de individuele vonk uit het universele bewustzijn. En dat is iets waar de wetenschap, die zich zo overgeleverd heeft aan het cartesiaanse gedachtengoed, geen idee van heeft.