wij zijn natuur
Geniet van de natuur, zoveel als maar kan. De rust en de schoonheid ervan trekken veel mensen naar buiten. Elke wandeling buiten de stad, ver weg van de industrieën, de reclameborden en ons werk, brengt ons dichter bij onze oorspronkelijke staat van zijn. Wij zijn in beginsel ook gewoon deel van de natuur, deel van het grote scheppingsplan en hoewel we die bovennatuurlijke, goddelijke kenmerken gewoon in onszelf kunnen vinden gaat het vaak wat makkelijker als we afstand nemen van alle drukte, alle verplichtingen en zorgen van ons dagelijks bestaan.
Maar is de natuur dan een uitdrukking van goddelijkheid? Jazeker. Dat zit zo. Plato wees ons al op ons verlangen om goed te doen, de waarheid te vinden en schoonheid te ervaren. Hij zocht de oorsprong ervan in het metafysische kwaliteiten van ‘het goede, het ware en het schone’. Deze drie komen voort uit de ziel, het onsterfelijke deel van de mens. Deze Griekse filosoof leefde ongeveer 2400 jaar geleden. Is zijn theorie dan nu niet erg achterhaald? Ik denk het niet, er zijn geen natuurwetenschappelijke bewijzen die op een eenvoudige manier kunnen uiteggen waarom we leergierig en deugdzaam zijn, en waarom we naar schoonheid verlangen.
Laten we eerlijk zijn. We weten gewoon niet waarom we zo nieuwgierig zijn dat we een hele wetenschap op hebben gezet. Je kunt best zonder dat leven, alle andere soorten op aarde doen dat. En evenzo kun je je afvragen waarom je zo verlangt naar schoonheid en deugdzaamheid. Voor mij staat vast dat er een bovenstoffelijke Bron bestaat die ons inspireert. De oude filosofen in India dachten er net zo over. En die bovenstoffelijke, of beter gezegd onstoffelijke Bron is precies waar onze ziel mee verbonden is. Onze ziel is onstoffelijk en maakt contact met ons fysieke lichaam via een aantal tussenlagen van toenemende dichtheid die we wel de aura noemen.
Planten, dieren en mensen, geven uiting aan die metafysische kwaliteiten.
Volgens de algemene spirituele wijsheid is niet alleen de mens, maar zijn ook alle andere wezens bezield. Dat wil zeggen dat de hele natuur doordrongen is van het goede, het ware en het schone. Daardoor is een wandeling door de natuur een wandeling in jezelf.
Het leven is geschapen vanuit een Bron, die immanent in de zichtbare wereld aanwezig is. We zijn deel van die Bron. Ik geloof stellig dat we het goede, het ware en het schone kunnen terugzien in de grote natuurrijken. Stap voor stap komen ze daarin tot expressie.
Schoonheid is overal waar leven is en je vindt het meteen al in het natuurrijk van de planten. Het plantenrijk manifesteert nog geen waarheid en moraal, maar wel schoonheid. En de hoogst ontwikkelde planten zijn in onze ogen ook het mooist. Mooi wil niet alleen zeggen dat we bloemen op de vaas zetten, maar ook dat we hun vruchten en allerlei groenten lekker vinden of dat we hun geurtjes gebruiken om bijvoorbeeld het toilet fris te houden. Dieren en mensen zijn hoger ontwikkeld maar blijven nog steeds schoonheid tot uitdrukking brengen. Al het leven is in essentie mooi en de levendigste, gezondste exemplaren zijn het mooist. Zodra echter de ziel het lichaam verlaat raakt de schoonheid verloren.
Dieren zijn nieuwsgierig en op hun manier op zoek naar het ware. Daarvoor hebben ze de beschikking over zintuigen en de mogelijkheid om te bewegen en te reageren op hun omgeving. Waarheid is een kwaliteit die pas in het dierenrijk tot expressie komt. De hoogst ontwikkelde dieren doen dat het best, want zij hebben de beste zintuigen en mogelijkheden om te reageren. Natuurlijk geldt dat dan ook voor mensen: zij etaleren het schone én het ware. Wat ook bij dieren aanwezig is en nog niet bij planten is het ego. Dat heeft te maken met de mogelijkheid tot zintuiglijke waarneming. Zodra de waarheid aan het licht komt is er een reactie van het individu. Het individu moet wel reageren en dat vergroot zijn overlevingskans. Het resultaat is het darwinistische principe van natuurlijke selectie, dat overigens bij de mens niet meer opgaat.
Want mensen kunnen iets wat dieren niet kunnen. Wij zijn in staat om het goede tot expressie te brengen. Het is ons hoofddoel in het leven. Moraal is bij dieren nog primitief, als het er al is. Maar wij als mensen willen goeddoen, deugdzaam zijn. We doen dat niet vanuit een instinct, zoals kuddedieren of in kolonies broedende vogels, maar vanuit een groepsbewustzijn dat gebaseerd is op naastenliefde. Dat is misschien wel het duidelijkste onderscheid tussen dieren en mensen. Wij houden van de natuur, ons leven dient een eerbetoon te zijn aan die natuur als goddelijke schepping. Het streven naar goedheid is dan ook de basis van alle religies. We zijn natuur. Daarnaast zijn we ook altijd moralistisch bezig, want zijn we niet de hele dag bezig met het kritiseren of bewonderen van het gedrag van anderen?
De levende natuur: planten, dieren en mensen, geven uiting aan de metafysische kwaliteiten van het schone, het ware en het goede. Dus hoewel we niet goed weten waar deze vandaan komen, geven ze er uitdrukking aan in hun leven. Dat doen ze omdat ze vervuld zijn van een uit de Bron afkomstige gedrevenheid om dat te doen. Ze kunnen niet anders. Individuen die dat niet willen of kunnen zullen snel sterven bij gebrek aan bezieling. Dergelijke soorten zullen uitsterven. Dus zijn de hoogst geëvolueerde planten mooi om te zien. De hoogst ontwikkelde dieren zijn mooi van uiterlijk en onderzoeken de waarheid. En de hoogst geëvolueerde mensen zijn mooi, verstandig en worden gekenmerkt door de hoogste moraal.
De mens is een optelsom van minerale chemie, plantaardige schoonheid en dierlijke nieuwsgierigheid. Door het goede in ons mogen wij een eerbetoon zijn aan onze scheppende Bron, aan God. Dat is onze heilige opdracht.